Op 23 september 1992 is de Gezondheids- en Welzijns Wet voor Dieren (GWWD) aangenomen.

Na jaren van voorbereiding en goedkeuring door de Tweede Kamer in april 1991, ligt er daarmee een kaderwet. Een belangrijke bepaling in de wet is: dieren (landbouwhuisdieren èn gezelschapsdieren) houden mag niet, tenzij het houden ervan bij Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) of ministeriële regeling wordt toegestaan. Nu de hoofdlijnen en de wet zijn vastgesteld zal de komende jaren, stap voor stap, gewerkt worden aan de invulling van de wet, door middel van AmvB’s.

Op 12 augustus 1996 kregen we van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het volgende bericht.
Gelet op artikel 107 van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Van het verbod, bedoeld in artikel 36, eerste lid van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het gebruik van honden als trekkracht, bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d. in verband met de uitoefening van de sledehondensport, mits bij de honden geen pijn of letsel wordt veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van de honden niet wordt benadeeld.
Het eerste lid is slechts van toepassing op gebruik van honden behorend tot de volgende rassen:

Alaskan Malamute
•Eskimohond
•Groenlandse hond
•Samojeed
•Siberian Husky

Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop artikel 36 van de gezondheid- en welzijnswet voor dieren in werking treedt.

Artikel III
Deze regeling wordt aangehaald als Vrijstelling Sledehondensport.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
s-Gravenhage, 12 augustus 1996

J.J. van Aartsen
Directie Juridische Zaken